EMU-saldo 2020

Sinds 1999 bestaat de Economische en Monetaire Unie (EMU), die in Europa verantwoordelijk is voor het gezamenlijke monetaire beleid van de deelnemende landen. Deze EMU-landen zijn gehouden aan de, met elkaar afgesproken, eis om het begrotingstekort van de overheid niet te laten stijgen boven de 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Deze grens van 3% geldt voor de gehele overheid, dus inclusief de gemeenten, provincies en waterschappen.
In 2011 hebben de Europese regeringsleiders deze afspraak herbevestigd nadat een groot aantal landen als gevolg van de economische crisis een EMU-tekort presenteerde dat hoger was dan de overeengekomen 3%. Nadrukkelijk is in de afspraken herbevestigd dat in economisch slechte tijden een EMU-tekort van maximaal de genoemde 3% toegestaan is (de overheidsschuld mag groeien), maar in economisch goede tijden moet de overheidsschuld afnemen, en daarvoor is een EMU-overschot nodig.
De afspraak is in Nederland vertaald in de wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet Hof), die op 1 januari 2014 van kracht is geworden. Hierin is benadrukt dat Rijk en decentrale overheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de beheersing van het Nederlandse EMU-tekort.
Eén van de uitwerkingen van de wet Hof is de verplichting voor decentrale overheden, waaronder gemeenten, in de begroting het EMU-saldo te presenteren, dat voortvloeit uit die begroting.
Het EMU-saldo wordt berekend op een manier die afwijkt van de manier waarop bij gemeenten het begrotingsresultaat wordt bepaald. Decentrale overheden zijn gehouden aan de regelgeving in het BBV, dat uitgaat van een stelsel van baten en lasten. Het zogenaamde EMU-saldo is een saldo van inkomsten en uitgaven (dus op kasbasis) en om dat te kunnen bepalen uitgaande van het begrote saldo van lasten en baten is een aanvullende berekening nodig.  
In het overzicht is het EMU-saldo berekend voor de jaren 2019 tot en met 2021, zoals dat voortvloeit uit deze begroting.

2019

2020

2021

Omschrijving

x € 1000,-

x € 1000,-

x € 1000,-

Volgens realisatie tot en met sept. 2019, aangevuld met raming resterende periode

Volgens begroting 2020

Volgens meerjarenraming in begroting 2020

1.

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

-13.082

-10.478

2.214

2.

Mutatie (im)materiële vaste activa

16.191

37.100

45.855

3.

Mutatie voorzieningen

4.

Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie)

5.

Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa

Berekend EMU-saldo

-29.273

-47.578

-43.641

Voor de jaren 2019 tot en met 2022 is voor de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) een zogeheten macronorm vastgesteld van 0,4% van het BBP. De decentrale overheden hebben in overleg bepaald dat de norm voor gemeenten 0,272% bedraagt. Deze macronorm is nader vertaald naar maximale EMU-saldi per gemeente. Voor de gemeente Arnhem is het toegestane EMU-tekort vastgesteld op € 28,209 miljoen.
Naar verwachting zal het EMU-tekort van de gemeente in 2019 het toegestane maximum net overschrijden. In de jaren 2020 en 2021 wordt een grotere overschrijding van het toegestane tekort verwacht. De overschrijdingen worden vooral verklaard door de begrote piek in investeringen in deze jaren. Dat in 2019 nauwelijks een overschrijding wordt voorzien is volledig toe te schrijven aan het feit dat de verwachte realisatie van investeringen achterblijft bij de planning. In Turap-2 2019 is gemeld dat in de realisatie van investeringen in het MIP 2019 een onderuitputting wordt verwacht van € 21,5 miljoen. Investeringen die voor een belangrijk deel worden doorgeschoven naar 2020 en 2021.

ga terug